Executieve functies

Executieve functies, een begrip waar we in het onderwijs veel over spreken. Wat zijn executieve functies nu eigenlijk? 
Opvallend gedrag

Vanaf het begin van het schooljaar probeer je de leerlingen de routine van de dag aan te leren. Je gebruikt dagritmekaartjes om de dag te structureren, staat bij de deur om de leerlingen te ontvangen en hebt een startopdracht klaarstaan op het bord. De meeste leerlingen vinden deze routine fijn en na twee weken zullen de meeste leerlingen op deze manier aan het werk gaan. Toch zullen er één of meerdere leerlingen zijn die opvallen in de groep omdat ze zonder begeleiding niet aan het werk zullen gaan.

Deze leerlingen zijn vaak niet lui of ongeïnteresseerd, maar zwak in het vermogen om taken uit te voeren. Deze leerlingen hebben een gebrek aan executieve functies,  ook wel de regelfuncties van de hersenen genoemd.  De functies zijn nodig om gedrag te sturen en zo efficiënt en doelgericht mogelijk te kunnen handelen.

Verschillende executieve functies

Er worden in de literatuur verschillende executieve functies onderscheiden:

  • Inhibitie: het vermogen om na te denken voordat je iets doet.
  • Werkgeheugen: vaardigheid om de informatie in het geheugen te houden bij het uitvoeren van complexe taken.
  • Emotieregulatie: het vermogen om emoties te onderdrukken zodat een taak kan worden voltooid.
  • Volgehouden aandacht: de vaardigheid om aandacht te blijven schenken aan een situatie of taak, ondanks vermoeidheid, afleiding of verveling.
  • Taakinitiatie: het vermogen op op tijd en op een efficiënte manier aan een taak te beginnen.
  • Planning: de vaardigheid om een plan te maken om een doel te bereiken of een taak te voltooien
  • Organisatie: vermogen om een systeem te ontwikkelen en te onderhouden om op de hoogte te blijven van informatie of benodigde materialen.
  • Timemanagement: vaardigheid om in te schatten hoeveel tijd je hebt, hoe je deze het beste kunt verdelen en hoe je een deadline moet halen.
  • Doelgericht gedrag: vermogen om een doel te formuleren, dat te realiseren en daarbij niet afgeleid of afgeschrikt te worden door tegengestelde belangen.
  • Flexibiliteit: vaardigheid om plannen te herzien als zich belemmeringen of tegenslagen voordoen
  • Metacognitie: vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te overzien en te bekijken hoe je een probleem aanpakt.
Samenhang

Goede EF’s vergelijkbaar met autorijden. Je moet de basisvaardigheden kennen en beheersen wil je kunnen fietsen, maar alleen kunnen gas geven, wil niet zeggen dat je zonder ongelukken kunt rijden. Hiervoor is remmen, sturen, schakelen, kijken naar de omgeving en anticiperen ook van belang.

Bronnen

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.